Op een mooie zomerdag doorkruisen tal van zeil- en motorboten het Heegermeer. Maar dit water, dat zo lekker ligt op te warmen in de felle zon, gaat straks niet de huizen van het Friese dorp Heeg verwarmen, ondanks zeven jaar en 3 miljoen euro aan voorbereiding.
Met een warmtenet wilde de plaatselijke energiecoöperatie het volledige dorp, met zo’n elfhonderd woningen, in één keer van het gas af halen. Er waren subsidies binnengehaald, ontwerpen uitgetekend en in september zou de aannemer kunnen beginnen met bouwen. Maar dan moest wel minstens drie kwart van de Hegemers een contract tekenen om zijn woning te laten aansluiten. De teller bleef na een wervingscampagne hangen op 44 procent.
Op allerlei manieren is gezocht naar manieren om het project toch door te laten gaan, vertellen Marloek Visser en Lauran Spitters, die jarenlang bij het project Warm Heeg betrokken waren. Maar uiteindelijk moest er iemand garant staan voor de financiële risico’s. De gemeente Súdwest-Fryslân vond dat risico te groot, en een landelijk waarborgfonds dat er precies om deze reden gaat komen, is nog niet opgestart.
Ik ontmoet Visser en Spitters in het tijdelijke kantoor van Warm Heeg, in een oud brugwachtershuisje midden in het dorp. Daar hangen nu posters op de ramen met de mededeling dat het warmtenet definitief niet doorgaat. It is net oars, staat erop: het is niet anders.
“Wij hebben als team altijd gezegd: het moet wel realistisch zijn”, zegt Spitters. “Als het niet kan, dan kan het niet.” Toch is het een hard gelag dat het project na zo’n lange voorbereiding, inclusief bezoek van de koning, is vastgelopen. Warm Heeg had nou juist een voorbeeld moeten worden voor de rest van Nederland.
Inwoners keken kat uit de boom
In veel opzichten zou dit warmtenet een pionier zijn: een initiatief van de inwoners zelf, in een dorp met allerlei verschillende soorten huizen, van dertig tot driehonderd jaar oud. De warmte zou via ‘aquathermie’ uit het meer worden gehaald, met warmtepompen en een ondergrondse warmteopslag om het hele jaar door voldoende verwarmingswater te kunnen leveren.
Uit enquêtes bleek dat een grote meerderheid van het dorp het initiatief steunde. “Maar dat betekent nog niet dat je dan ook een contract gaat tekenen”, zegt Spitters. “Veel redenen om het niet te doen zijn terug te leiden tot angst. Angst dat het niet gaat werken, dat het duurder wordt, dat je niet naar een andere partij kan overstappen… Dan snap ik dat je eerst maar even de kat uit de boom wil kijken.”
Spitters is ervan overtuigd dat een grote groep inwoners zich alsnog bij het warmtenet had aangesloten als de aanleg eenmaal was begonnen, of als bleek dat de buren hun huis inderdaad warm kregen tegen een redelijk tarief. Maar omdat er in Nederland nog nauwelijks andere voorbeelden zijn van warmtenetten die op deze manier tot stand komen, is dat lastig te bewijzen.
Juist daarom was het zo waardevol geweest om het warmtenet wél door te laten gaan, denkt Spitters. “De BV Nederland moet leren hoe snel dat zich ontwikkelt.”
Gemeente kan verduurzaming afdwingen
Vanaf volgend jaar hebben gemeenten een nieuw instrument in handen om warmtenetten zoals die in Heeg te helpen. Ze kunnen dan wijken aanwijzen die helemaal van het gas af moeten. Zo’n aankondiging moet minstens acht jaar van tevoren worden gedaan en zou mensen vervolgens die tijd gunnen om een andere oplossing te zoeken, zoals aansluiting op een warmtenet of een warmtepomp.
De gemeente Súdwest-Fryslân durfde die stap nog niet aan, uit vrees voor burgers die boos worden als ze gedwongen van het gas af moeten. Bij het woord ‘dwang’ rennen de meeste politici – of het nou wethouders of ministers zijn – immers zo snel mogelijk de andere kant op. Toch lijkt het onvermijdelijk dat gemeenten deze stap de komende jaren moeten zetten, als we tenminste in 2050 alle gebouwen van het gas af willen hebben.
“Over tien, vijftien jaar zal het helemaal geen big deal meer zijn”, denkt Visser. “Dan is dat al op heel veel plekken in Nederland gebeurd.” Maar Heeg loopt, zoals op wel meer manieren, te ver voor de troepen uit.
Motie om project te redden
Visser hoopt dat andere warmteprojecten toch nog kunnen leren van de vele onderzoeken, keukentafelgesprekken en ervaringen uit Heeg. Die zijn allemaal netjes verzameld op de website van de coöperatie. “Zo kunnen we in ieder geval nog wat bijdragen aan de energietransitie”, zegt Visser.
Terwijl de Hegemers het besluit om te stoppen als definitief zien, zoekt Den Haag nog naar mogelijkheden om het project te redden. Een brede groep Kamerleden, van GroenLinks-PvdA tot BBB, diende donderdag een motie in om te laten uitzoeken hoe het project alsnog kan worden ondersteund. Demissionair minister Sophie Hermans sprak lovende woorden over het warmteplan, maar waarschuwde alvast dat zij niet de portemonnee kan trekken.
Het is te hopen dat andere projecten in de toekomst wel kunnen rekenen op een helpende hand. Warmtenetten komen nu nauwelijks van de grond, terwijl dit voor bijna een op de drie huizen de goedkoopste manier is om van het gas te gaan. Als we niet durven te leren van de pioniers, gaat het nooit lukken om de verduurzaming te versnellen.
On a beautiful summer day, many sailing and motor boats cross the Heegermeer. But this water, which is so nice to warm up in the bright sun, will not be used to heat the houses in the Frisian village of Heeg, despite seven years and 3 million euros of preparation.
With a district heating network, the local energy cooperative wanted to disconnect the entire village, with approximately eleven hundred homes, from natural gas in one go. Subsidies were obtained, designs were drawn up, and the contractor could start construction in September. But at least three-quarters of the Hegemers had to sign a contract to have their homes connected. The counter remained at 44 percent after a recruitment campaign.
Marloek Visser and Lauran Spitters, who were involved in the Warm Heeg project for many years, say that they looked for ways to keep the project going in all sorts of ways. But in the end, someone had to guarantee the financial risks. The municipality of Súdwest-Fryslân considered that risk too great, and a national guarantee fund that is supposed to come into existence for this very reason has not yet been launched.
I meet Visser and Spitters in the temporary office of Warm Heeg, in an old bridge keeper’s house in the middle of the village. There are now posters on the windows stating that the district heating network will definitely not go ahead. It is net oars, it says: it is not otherwise.
“As a team, we have always said: it has to be realistic,” says Spitters. “If it’s not possible, it’s not possible.” Nevertheless, it is a bitter disappointment that the project has stalled after such a long preparation, including a visit from the king. Warm Heeg should have become an example for the rest of the Netherlands.
Residents were wary
In many ways, this district heating network would be a pioneer: an initiative of the residents themselves, in a village with all kinds of different types of houses, from thirty to three hundred years old. The heat would be extracted from the lake via ‘aquathermy’, with heat pumps and an underground heat storage to be able to supply sufficient heating water all year round.
Surveys showed that a large majority of the village supported the initiative. “But that doesn’t mean you’re going to sign a contract,” says Spitters. “Many reasons for not doing it can be traced back to fear. Fear that it won’t work, that it will be more expensive, that you can’t switch to another party… Then I understand that you first want to see how the land lies.”
Spitters is convinced that a large group of residents would still have joined the district heating network once construction had started, or if it turned out that their neighbors were indeed getting their house warm at a reasonable rate. But because there are hardly any other examples in the Netherlands of district heating networks that are created in this way, it is difficult to prove that.
That is precisely why it would have been so valuable to let the district heating network go ahead, Spitters thinks. “The Netherlands BV must learn how quickly that develops.”
Municipality can enforce sustainability
From next year, municipalities will have a new instrument in hand to help district heating networks such as the one in Heeg. They can then designate neighborhoods that must be completely disconnected from natural gas. Such an announcement must be made at least eight years in advance and would then give people that time to find another solution, such as connecting to a district heating network or a heat pump.
The municipality of Súdwest-Fryslân did not dare to take that step yet, for fear of citizens getting angry if they were forced to get rid of natural gas. After all, most politicians – whether they are aldermen or ministers – run away as quickly as possible at the word ‘coercion’. Yet it seems inevitable that municipalities will have to take this step in the coming years, if we want to have all buildings disconnected from natural gas by 2050.
“In ten, fifteen years it won’t be a big deal anymore,” Visser thinks. “Then that has already happened in many places in the Netherlands.” But Heeg is, as in many other ways, too far ahead of the troops.
Motion to save project
Visser hopes that other heat projects can still learn from the many studies, kitchen table discussions and experiences from Heeg. These are all neatly collected on the cooperative’s website. “In this way we can at least still contribute to the energy transition,” says Visser.
While the Hegemers see the decision to stop as final, The Hague is still looking for ways to save the project. A broad group of MPs, from GroenLinks-PvdA to BBB, submitted a motion on Thursday to investigate how the project can still be supported. Outgoing minister Sophie Hermans spoke favorably about the heating plan, but warned that she cannot draw the purse strings.
It is to be hoped that other projects will be able to count on a helping hand in the future. District heating networks are hardly getting off the ground now, while this is the cheapest way to get rid of natural gas for almost one in three homes. If we don’t dare to learn from the pioneers, we will never succeed in accelerating the sustainability process.